Sinds mijn zevende schrijf ik, sinds mijn zevende schrijf ik gedichten (al waren het eerst songteksten, toen wist ik nog niet dat het toch wel handig is een zangstem te hebben), sinds mijn zevende denk ik in dialogen en vertrouw ik deze toe aan het papier. Sinds mijn zevende krabbel ik en schrijf ik 'mezelf bij elkaar'. Al schrijvende begrensde/definieerde ik mezelf en al schrijvende onderzocht ik mijzelf en verlegde ik mijn grenzen.
Mijn leven is voor het grootste gedeelte al bijna twee jaar opgeslagen in een box van één-bij-één en 5 meter hoog en daarmee alles wat ik sinds mijn zevende geschreven heb (inclusief een dagboek dat ik in dichtvorm bijhield). Meters dagboek, kilometers kattebelletjes, notitieboekjes, kaarten en schriften. Het meeste van mijn opslagruimte wordt door mijn schrijverij in beslag genomen. Dat stemt me troostvol (het is er) en verdrietig (het is niet hier) tegelijkertijd.
Alles wat in materie echt eigen is, kan ik me nog niet mee omringen. Hier in het digitale verhalen is op geen enkele manier, vervanging daarvan. Ik hou van het geluid, de geur en aanwezigheid van papier. Ik droom van 'mijn boekenkast' met alle sporen van toen en nu toevertrouwd aan het papier. Voor nu dit kleine digitale monument voor 'mijn' papier waaraan ik sinds mijn zevende m'n leven toevertrouw.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten