Vrijdag plaatste ik een gedicht van Willem Wilmink, een gedicht naar een tekst van dichter Kurt Tucholsky. Ik ben dol op de teksten van Willem Wilmink. Als ik kijk naar waar ik vandaan kom (meegekregen heb), taal- en teksttechnisch, is dat Willem Wilmink, Drs. P. maar ook Hans Dorrestein en mijn allergrootste held is Annie M.G. Schmidt.
Tijdens mijn studie Tekstschrijven spendeerde ik menig vrij uur in de mediatheek (zo heette dat) en favoriete bezigheid was interviews kijken. Het liefst naar die van Ischa Meijer of die van Theo van Gogh. En dan vooral de interviews met schrijvers. All-time favorite interview is die van Ischa Meijer met Annie M.G. Schmidt.
In het interview vertelt ze waar zij vandaan komt – en noemt onder andere Kurt Tucholsky. Annie is de koningin van de ‘light verse’ en geeft in het interview met Ischa een kleine kijk in de literatuurgeschiedenis. Want naast Kurt Tucholsky noemt ze ook Erich Kästner en Bertolt Brecht. Duitse poëzie uit de jaren ’20 en ’30.
Dat ze Tucholsky noemt, viel me afgelopen zaterdag op toen ik voor het eerst in tien jaar weer het interview terugzag op YouTube (een feestje!). Een magistraal interview. Ischa op zijn best (met tonnen respect voor Annie) en Annie ook zeer in vorm.
Geniet en laat het je inspireren. Onderaan een gedicht, al eerder geplaatst, waarvan ik vind dat het laat zien dat ik een kind van Annie ben.
Een tak
Er was eens een tak
die al lang vastzat
aan een statige hoge boom.
Deze tak bedacht
daarom ben ik ook niet gewoon.
Van ver hoog bezag de tak
het gepeupel beneden.
Zo zeer en op zijn gemak
en bezong zijn statig verleden.
De andere takken, van mindere komaf
ergerden zich groen en geel.
En bedachten stil –
hij moet worden gestraft.
Toen schraapte de deftige tak zijn keel,
om zijn ondertakken toe te spreken.
Plots was daar een zeer straffe wind,
om met luid gefluit de tak te onderbreken.
Daar ligt de tak gebroken onder de hoge boom,
Zo statig als hij was, is hij nu heel gewoon.
‘Het lot niet van een tak maar van een bal,
je weet toch na hoogmoed komt de val’.
Zo spraken de ondertakken met elkaar,
en de oppertak ligt en ligt daar maar.
Hij murmelt nog een tak toe, ‘tja, mijn takkenkind,
hoge takken vangen nu eenmaal veel wind'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten