Hoezeer het onderwerp vaak lastig bespreekbaar is. En de schaamte groot. Depressie komt heel vaak voor. Bij volwassenen, las ik, heeft 1 op de 20 last (gehad) van depressie en bij jongeren komt het nog vaker voor, 1 op de 15. Daarom een campagne vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die zich vooral op jongeren richt.
Voor mezelf geldt dat mijn eerste depressie zich inderdaad aandiende toen ik nog een tiener was. Alleen herkende ik en mijn omgeving die niet. Ik ging 'gewoon niet zo lekker'. Voordat überhaupt ooit het woord/label depressie naar boven kwam, was ik alweer dik in de twintig. Onlangs deelde ik een stuk van mijn Dagboek van een Depressie. Vandaag weer als 'hart onder de riem' voor iedereen die niet zo zeer lekker gaat maar kampt met klachten van depressie.
Dagboek van een Depressie (2)
Medicatie, structuur, iets minder werken, wandelen – ik ga het allemaal aan deze dagen. Iedere keer als mijn ‘grey hound’ arriveert en is, probeer ik iets anders te doen. Wat ik nog nooit heb gedaan, is schrijven tijdens mijn grijze dagen. Dat is wat ik nu anders doe, ik schrijf en onderzoek: wat is mijn depressie en kan ik ermee in gesprek? Mijn Dagboek van een Depressie. Alweer beland bij ‘volume three’.
—
Voordeel van mijn grijze dagen is dat ik kan slapen als de beste. Terwijl ik me in mijn dekbed heb gerold, voel ik mijn oogleden zwaarder worden. Mijn lichaam wordt zwaarder en ontspant zich meer en meer. Zachtjes aan val ik in een diepe slaap.
Ik sta in een open veld waarboven donkere wolken samenpakken, onder mijn voeten zacht, licht en stevig zand. Als ik naar beneden kijk zie ik mijn blote voeten zich nestelen in het zand. Ineens hoor ik een harde brul en wanneer ik opkijk zie ik een enorm gevaarte voor me. Een reus die rood en zwart gekleurd is met grote bulten over zijn gehele lijf. Hij buigt naar me toe, en brult in mijn gezicht, ik verstar. Ik kan niets behalve als bevroren blijven staan.
Iets werkt zich uit mijn lijf en komt naast me staan en probeert me tot bewegen te manen. “Toe dan, ga het aan – loop er naar toe.” Alles in me weigert. Mijn hart klopt in mijn keel en als ik wat wil zeggen gaat mijn stem op slot. Dat iets, wat ik tegelijkertijd ikzelf ben, geeft me een duw. Geërgerd kijk ik het aan en ik zie mezelf. Ik begin te tollen op mijn voeten en lijk al het grip kwijt te raken. Weer een enorme brul. Ik duik ineen en laat me vallen.
Aan mijn val lijkt geen einde te komen, de grond lijkt alleen maar verder van me af te bewegen. Ik geef me over en laat alles over me heen komen. De reus staat vlak voor me en buigt naar me toe. Als ik omhoog kijk staar ik recht zijn mond in. Mijn armen bewegen zich als vanzelf omhoog en de reus neemt een hap. Ik rol over zijn tong en mijn armen raken zijn grote tanden. Ik voel aan de beweging dat hij rechtop is gaan staan en zijn hoofd in zijn nek gooit. Met een grote zwiep beland ik in zijn keel en val ik verder.
Buiten hoor ik mijn eigen stem me aanmoedigen. “Je kan het, laat het gaan, laat je vallen – dit is van jou.” Ik snap maar de helft van wat ik hoor…dit is van mij? Ik blijf maar vallen en niet willen vallen heeft allang geen zin, als dat überhaupt zin heeft. Ik rol verder naar beneden in de reus, die zacht en warm van binnen is en eindeloos lijkt.
Aan mijn val lijkt geen einde te komen, de grond lijkt alleen maar verder van me af te bewegen. Ik geef me over en laat alles over me heen komen. De reus staat vlak voor me en buigt naar me toe. Als ik omhoog kijk staar ik recht zijn mond in. Mijn armen bewegen zich als vanzelf omhoog en de reus neemt een hap. Ik rol over zijn tong en mijn armen raken zijn grote tanden. Ik voel aan de beweging dat hij rechtop is gaan staan en zijn hoofd in zijn nek gooit. Met een grote zwiep beland ik in zijn keel en val ik verder.
Buiten hoor ik mijn eigen stem me aanmoedigen. “Je kan het, laat het gaan, laat je vallen – dit is van jou.” Ik snap maar de helft van wat ik hoor…dit is van mij? Ik blijf maar vallen en niet willen vallen heeft allang geen zin, als dat überhaupt zin heeft. Ik rol verder naar beneden in de reus, die zacht en warm van binnen is en eindeloos lijkt.
Het vallen stopt maar niet. Ik voel me met iedere centimeter vallen bozer worden en ik begin als vanzelf keihard te brullen. Mijn borstkas wordt groter en groter. Ik word steeds bozer. Met mijn handen probeer ik toch nog grip te houden. Om me heen veranderen de ingewanden van de reus in slangen die om me heen kronkelen en sissen. Onbedoeld raken mijn handen en armen de slangen aan en nemen hun vorm aan. Ze voelen steenkoud en heet tegelijkertijd.
Terwijl ik val en rol en me steeds bozer voel, geef ik licht en ontvlam ik letterlijk. Ik kan alleen nog maar brullen. Oerbrullen, een diep keelgeluid, zo hard heb ik nooit eerder kunnen schreeuwen. Als een rode vuurbol rol ik steeds harder en sneller. Sneller. Steeds Sneller. Ik krul me helemaal op, adem alle woede in, en brul alsof mijn leven ervan af hangt om nog sneller te kunnen. Dan met een doffe klap land ik op dat zachte en lichte zand.
Ik voel me volkomen helder en probeer te zien waar ik precies in het open veld ben. Ik ben waar ik was. De lucht is lichter nu. En boven mij razen de wolken voorbij. Als ik opkijk zie ik mijn eigen gezicht dat me vriendelijk toe lacht. Ze pakt me bij mijn arm beet en helpt me overeind. En terwijl ze me beetpakt, verdwijnt ze weer in mij. Een enorme rust lijkt in me wakker te worden. Rust en opluchting. Langzaam recht ik me op en ik haal diep adem. In mijn rechterhand zie ik dat ik een speer vasthoud en wanneer ik verder kijk zie ik dat ik gekleed ga in een harnas als een soort krijger.
Over mijn armen voel ik weer die bries. Kippenvel. “Je hebt je woede in de smoel gekeken. Heel goed. Je hebt haar eigen gemaakt en zij jou. Dat doen niet veel mensen je na”, hoor ik die bekende stem weer. Een lichte glimlach. Als vanzelf ga ik rechtop staan en voel ik me supersterk – wat zeg ik oersterk. Mijn woede in de smoel aangekeken… Ik voel me licht in mijn hoofd. Mijn lijf voelt fijn maar ook zwaar. Moe, ik ben moe.
Mijn wekker waakt me uit mijn droom en met een doffe klap rol ik van schrik uit mijn bed. Bezweet en nog half nahijgend, hijs ik mezelf weer het bed in en ik zet de wekker uit. Het is weekend, ik kan nog even uitwasemen. Ik ben bekaf van mijn droom waarvan ik nog niet helemaal helder heb, wat het betekent. Iets met woede. Dat komt later wel.
Ik rol me nog eenmaal in mijn dekbed en kijk naar het plafond. Mijn oogleden worden zwaarder en mijn lichaam ontspant zich weer. Nog heel even dan…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten